Het Huis Wint Altijd

Een korte geschiedenis van casino’s

Het is misschien geen verrassing dat de avontuurlijke zielen die de volle zee en scheurbuik riskeerden om de Nieuwe Wereld te bereiken, een voorliefde voor gokken met zich meebrachten. De puriteinen, die plezier verafschuwden, tolereerden af en toe een dobbelsteenworp en zelfs George Washington en Benjamin Franklin drukten en verkochten speelkaarten.

In die dagen was een casino in de eerste plaats een plaats waar je naar muziek ging luisteren en dansen. Maar binnen gehoorsafstand van de viooltjes en tikkende voetjes boden rokerige achterkamertjes een ander soort sensatie. Het waren vooral de rijken die naar deze etablissementen gingen om te gokken; en de grote sommen geld die zij bereid waren te verliezen, zorgden ervoor dat deze danszalen veranderden in plaatsen waar vooral gewed werd.

Tegen het midden van de 19e eeuw waren er zowat 6.000 casino’s in New York, terwijl in San Francisco – waar de goudkoorts veel risiconemers aantrok – een goktent ter grootte van een boksring ongeveer 40.000 dollar per jaar aan huur kon opbrengen, te betalen in goudstof.

De publieke opinie keerde zich echter tegen casino’s. In Europa vreesde men dat gelegaliseerde weddenschappen de mensen zouden verarmen. Een gokexploitant uit Hamburg, Duitsland, werd om die reden gedwongen te sluiten. Uiteindelijk kocht hij een concessie van de Grimaldi’s van Monaco (die een faillissement probeerden af te wenden) en Monte Carlo – de grande dame onder de casino’s – werd geopend in 1861.

In de Verenigde Staten was de schaduwzijde van het gokken een belediging voor een bevolking die verteerd werd door de Victoriaanse moraal. Professionele gokkers, bekend als “sharps”, gebruikten vertrouwenstrucs of bedrogen om geld te verdienen – en werden vaak gelyncht voor hun pogingen. En het Wilde Westen bleek precies dat te zijn, met schietpartijen over verloren kaartspellen niet ongewoon.

In de tweede helft van de 19e eeuw werden verschillende wetten tegen gokken ingevoerd. Arizona en New Mexico werden verplicht casino’s te verbieden voordat ze tot de Unie mochten toetreden; en tegen 1915 waren vrijwel alle vormen van gokken in het land illegaal. Toen, in 1920, begon de drooglegging.

Als je in deze sobere tijden een glaasje wilde drinken en een gokje wilde wagen, moest je genoegen nemen met illegale drank bij illegale goksyndicaten. Gokken ging ondergronds – of offshore. Drijvende casino’s gingen voor anker in de wateren net buiten de jurisdictie van San Francisco; en spelers trokken massaal naar de hotels, casino’s en bordelen van een rellerig eiland in de Caraïben, Cuba genaamd.

De vermeende sociale problemen van het gokken werden wat vager tijdens de moeilijke tijden van de Depressie. De dorre staat Nevada, die economisch weinig in zijn mars had, legaliseerde het gokken in 1931 om inkomsten te genereren. De maffia trok naar de woestijnstad Las Vegas, waar ze de bouw financierden van het soort opzichtig luxueuze etablissementen die we vandaag de dag kennen als casino’s.

De bliksemsnelle opkomst van Vegas bleef niet onopgemerkt. In 1978 werd New Jersey de tweede staat die gokken toeliet, in de hoop dat casino’s de redder zouden zijn van de eens zo populaire badplaats Atlantic City, die zijn zaken had verloren aan de badplaatsen van het Caraïbisch gebied.

Ook al sloot het casino van Havana na de revolutie in 1959, toch bleven gokkers massaal naar de eilanden trekken, waaronder St. Maarten, Puerto Rico, de Bahamas, en de Dominicaanse Republiek, die zich ontpopten als casino hot spots, sommige met Vegas-stijl glitter en glamour, andere met Europese elegantie en raffinement.

Door Ross Velton

Share